woensdag 27 juli 2011

27 juli: papierwerk

Om meteen de klassieke vraag te beantwoorden: het gaat goed.

Ik ben druk bezig met solliciteren (tot nu toe zonder succes, maar kom) en papieren in orde krijgen.

Zo had ik me bijvoorbeeld niet uitgeschreven in België. Omdat het Britse immigratieforum gezegd had dat dat niet nodig was. Nu ik hier ben snap ik dat die Engelsen het concept "uitschrijven" niet begrijpen. Dat bestaat hier niet. Je hoeft je gemeente helemaal niet te laten weten 'hallo ik woon hier' en er komt geen wijkagent langs om je adres te checken. Dat past niet in de privacycultuur. Vinden ze stalking. Big brother is watching you, etcetera.

En dus moet ik me toch uitschrijven. Ik kan namelijk niet bewijzen dat ik hier woon als ik dat niet doe. En dat geeft problemen. Zo kan ik geen bankrekening openen want daar heb je een adres voor nodig. Ook mijn national insurance aanvraag gaat afgewezen worden om dezelfde reden. Maar de treinticketjes zijn gekocht, dus ik ga toch. Dagje Nottingham verkennen.

Ik heb dus contact opgenomen met de ambassade en ondertussen is mijn uitschrijvingsdocument onderweg naar België. Daar wordt het dan uitgevoerd en formulier 8 wordt naar de ambassade terug gefaxt en met de post opgestuurd. En dan kan ik mij in Engeland gaan inschrijven. En een document "Bewijs van woonst" krijgen. En een bankrekening openen en (opnieuw) een insurance number aanvragen.

Volgens de attaché zou het tamelijk snel in orde moeten zijn.

Voila, veel papier, maar wat moet, dat moet.

Het allermoeilijkste is aan mijn schoonfamilie uitleggen hoe dat nu precies zit. Want die snappen er nog altijd niks van "Registering? WHY?".

woensdag 20 juli 2011

20 juli: a whole new world

Ik ben er eindelijk. Nieuwe wereld.

Zo nieuw is het natuurlijk allemaal niet. Ik kom hier al jaren. Ik ken mijn weg, ik ken de buren. Maar het papierwerk is anders. En overweldigend. En traag. Vooral heel erg traag.

Ik doe alle mogelijke inspanningen om aan een national insurance number te komen. Dat nummerke dat bij ons op onze SIS-kaart staat. Heb ik dus niet. Maar blijkbaar is het wel nodig. Helaas moet je al in Engeland wonen om er eentje te kunnen aanvragen. Telefoontje om je aanvraag te starten. En dan kan je alleen maar wachten.

Dan komt het spannende proces waarbij je door jobcentre plus uitgenodigd wordt om te gaan bewijzen dat jij werkelijk jij bent. Dat doe je door je identiteitskaart te tonen. En dan moet je weer... wachten. Jawel.

Als ze eruit zijn dat jij effectief jezelf bent, gaat je aanvraag weer terug naar het national insurance centre. Nog een beetje wachten.

Tot het op een mooie ochtend door de brievenbus glijdt: het kaartje met je nummertje.

En wat je daar dan mee kan? Jezelf identificeren. Het is me wat.

vrijdag 8 juli 2011

8 juli: een lange reis

Op een dag nam de mier afscheid van de eekhoorn. ‘Ik ga voor geruime tijd op reis,’ zei hij, ‘maar ik weet niet voor hoe lang.ik neem dus maar zó afscheid dat het ook voor heel lang kan zijn.’

Zij schudden elkaar vijf keer de hand en omhelsden elkaar ook zoals het bij een afscheid voor lange tijd hoort.

Laat je nog iets van je horen?’ vroeg de eekhoorn. De mier had zich al omgedraaid en riep, terwijl hij langs het bospad liep: ‘Ja!’

Even later was hij uit het zicht verdwenen en bleef de eekhoorn alleen achter.

Wat zou het voor reis zijn?’, dacht hij. Maar hij wist hoe weinig je kon zeggen van reizen die nog moesten beginnen.

Niet lang daarna ontving de eekhoorn een brief.

Beste eekhoorn,
Ik ben nu volledig op reis. Ik heb je beloofd dat ik iets van mij zou laten horen. Als je straks een uitroepteken leest laat ik iets van mij horen.
Lees je goed?
Let op.

!


Op dat moment klonk er een zacht gefluit, dat onmiskenbaar het gefluit van de mier was. ‘Mier!,’ riep de eekhoorn opgetogen. Hij draaide de brief om en om, keek tussen alle letters en toen in de envelop op de grond, maar er was geen spoor van de mier te bekennen.

Hij begon opnieuw te lezen, en weer hoorde hij, toen hij het uitroepteken las, hetzelfde zachte gefluit. Als hij lang naar het uitroepteken keek kon hij zelfs een liedje herkennen dat de mier dikwijls floot.

Hij deed de brief in de envelop en legde hem op de tafel naast zijn bed. ‘Hij moet heel ver weg zijn’, dacht de eekhoorn; ‘maar hij denkt aan mij!’

De zon scheen en de eekhoorn ging op de tak voor zijn deur zitten. Maar telkens stond hij op en ging hij naar binnen om de brief nog eens te lezen, en telkens als hij bij het uitroepteken kwam hoorde hij weer het zachte fluiten van de mier die ver weg iets van zich liet horen. En telkens schudde de eekhoorn zijn hoofd, glinsterden zijn ogen en dacht hij: ‘mier, mier!’
Toon Tellegen